


Loading...
Het Begijnhof - cultureel erfgoedLoading...

Loading...
In Turnhout is het begijnhof één van de mooiste en rustigste plekjes van de stad. Wanneer het begijnhof precies werd gebouwd is niet bekend, maar vermoed wordt dat het rond de 13e eeuw werd opgericht. Het werd gebouwd in het toenmalige park rond het kasteel. Zoals elke stad, kende ook Turnhout perioden van bloei en op het hoogtepunt verbleven er wel honderden begijnen in het begijnhof. Maar, jammer genoeg bleef het begijnhof niet gespaard van brandrampen, plunderingen of de pest. De begijnhofkerk uit 1665 werd wel goed bewaard en kan je nog steeds bezoeken. In 1994 werd het begijnhof toegevoegd aan de lijst van historisch werelderfgoed van Unesco. Maar wat is dat nu juist? Dat gaan jullie allemaal ontdekken tijdens de uitstap.
We gaan ons eerst en vooral verdiepen in een aantal belangrijke weetjes over het hof en over de begijnen. Volgende les krijgen jullie een rondleiding doorheen het begijnhof, dit omwille van het aanschouwelijke en het tastbare van de leerstof. Hopelijk hebben jullie straks voldoende kennis opgedaan over het thema en is jullie interesse versterkt om het begijnhof diepgaand te verkennen.
Wat is het verschil tussen een begijntje en een non?
Begijnen zijn niet hetzelfde als zusters, maar ze worden ook 'zuster' genoemd. De belangrijkste verschilpunten zijn dat begijnen geen geloften (armoede, gehoorzaamheid, kuisheid) afleggen, maar wel beloften. Ze doen dit enkel tijdelijk, en dus niet voor eeuwig, voor de tijd dat ze op het hof wonen. Daar beloven ze wel gehoorzaamheid en kuisheid, maar enkel voor de tijd dat ze daar wonen. Een begijn legt ook geen belofte van armoede af, en moet in eigen levensonderhoud voorzien. Ze mogen bezittingen hebben. Zo had je rijke begijnen met een eigen huis in de begijnhoven.
Begijnen zijn niet hetzelfde als zusters, maar ze worden ook 'zuster' genoemd. De belangrijkste verschilpunten zijn dat begijnen geen geloften (armoede, gehoorzaamheid, kuisheid) afleggen, maar wel beloften. Ze doen dit enkel tijdelijk, en dus niet voor eeuwig, voor de tijd dat ze op het hof wonen. Daar beloven ze wel gehoorzaamheid en kuisheid, maar enkel voor de tijd dat ze daar wonen. Een begijn legt ook geen belofte van armoede af, en moet in eigen levensonderhoud voorzien. Ze mogen bezittingen hebben. Zo had je rijke begijnen met een eigen huis in de begijnhoven.

De Heilige Begga ‘patrones’ van de begijnen.
Begga wordt geboren in Andenne als dochter van Pepijn van Landen (=voorvader Karel De Grote), hofmeier van het Merovingische rijk Austrasia. Haar moeder is de heilige Ida van Nijvel. Na de dood van haar man en een groot deel van haar mannelijke familieleden tijdens een mislukte staatsgreep in 662, werd Begga erfgename van het uitgestrekte familiebezit in het Maasdal. Als weduwe maakte ze een pelgrimstocht naar Rome en deed daar de gelofte om een klooster en zeven kerken te stichten. Pas nadat haar zoon Pepijn in 691 zijn politieke positie en zijn bezit veilig had gesteld, stichtte zij een klooster in Andenne, bevolkte het met nonnen uit Nijvel en werd er de eerste abdis (=de vrouwelijke leider, het hoofd van de abdij). Begga stierf in Andenne, waarschijnlijk op 17 december 693. De heilige Begga is de patrones (=beschermster) van stotteraars, van mensen met botbreuken, en vrij recent ook van de begijnen. Zij wordt aangeroepen tegen reuma.
Begga had aanvankelijk niets met de begijnen van doen (begijnen kregen hun naam pas zo'n 600 jaar later), maar wordt vanwege de naamsovereenkomst toch vaak als begijn met kap en gevouwen handen voorgesteld. Ook vonden de begijnen het belangrijk om iemand met aanzien als stichter te aanschouwen. In werkelijkheid is dit een fabeltje.
Begga wordt steeds afgebeeld met een kroontje en een klooster of kerk.
Tip! Tijdens jullie bezoek aan het Begijnhof gaan jullie hier meerdere schilderijen, beeldhouwwerken en dergelijke kunstobjecten van terugvinden. Neem hier foto's van, wie weet ga je ze in deel twee van deze bundel nog nodig hebben.
Begga wordt geboren in Andenne als dochter van Pepijn van Landen (=voorvader Karel De Grote), hofmeier van het Merovingische rijk Austrasia. Haar moeder is de heilige Ida van Nijvel. Na de dood van haar man en een groot deel van haar mannelijke familieleden tijdens een mislukte staatsgreep in 662, werd Begga erfgename van het uitgestrekte familiebezit in het Maasdal. Als weduwe maakte ze een pelgrimstocht naar Rome en deed daar de gelofte om een klooster en zeven kerken te stichten. Pas nadat haar zoon Pepijn in 691 zijn politieke positie en zijn bezit veilig had gesteld, stichtte zij een klooster in Andenne, bevolkte het met nonnen uit Nijvel en werd er de eerste abdis (=de vrouwelijke leider, het hoofd van de abdij). Begga stierf in Andenne, waarschijnlijk op 17 december 693. De heilige Begga is de patrones (=beschermster) van stotteraars, van mensen met botbreuken, en vrij recent ook van de begijnen. Zij wordt aangeroepen tegen reuma.
Begga had aanvankelijk niets met de begijnen van doen (begijnen kregen hun naam pas zo'n 600 jaar later), maar wordt vanwege de naamsovereenkomst toch vaak als begijn met kap en gevouwen handen voorgesteld. Ook vonden de begijnen het belangrijk om iemand met aanzien als stichter te aanschouwen. In werkelijkheid is dit een fabeltje.
Begga wordt steeds afgebeeld met een kroontje en een klooster of kerk.
Tip! Tijdens jullie bezoek aan het Begijnhof gaan jullie hier meerdere schilderijen, beeldhouwwerken en dergelijke kunstobjecten van terugvinden. Neem hier foto's van, wie weet ga je ze in deel twee van deze bundel nog nodig hebben.

Hadewijch (ca. 1200 - ca. 1250), liederen
De bekendste Vlaamse begijn is ongetwijfeld Hadewijch geweest, die leefde tussen 1200 en 1250 in Antwerpen. Ze wordt soms ook ‘Hadewijch van Antwerpen’ genoemd. In Antwerpen vinden we een begijnhof in de Rodestraat, waarvan je hieronder een foto ziet. Zou ze daar gewoond kunnen hebben?
De bekendste Vlaamse begijn is ongetwijfeld Hadewijch geweest, die leefde tussen 1200 en 1250 in Antwerpen. Ze wordt soms ook ‘Hadewijch van Antwerpen’ genoemd. In Antwerpen vinden we een begijnhof in de Rodestraat, waarvan je hieronder een foto ziet. Zou ze daar gewoond kunnen hebben?

In de middeleeuwen was het gebruikelijk om liederen te schrijven op bestaande melodieën. Dat doen wij ook soms voor een bruiloft of voor een verjaardagsfeest. Zo'n lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie wordt een ‘contrafact’ genoemd. Soms liet men in de middeleeuwen een deel van de oorspronkelijke liedtekst staan, bijvoorbeeld één of meer regels uit het oorspronkelijke refrein of enkele woorden uit de oorspronkelijke strofen.
Het vijfenveertigste (en laatste) lied van Hadewijch is gebaseerd op een Latijns Marialied. Elke strofe eindigt met één of meer Latijnse woorden. Beluister dit lied van en volg daarbij de tekst en de vertaling. Beluister ook een andere uitvoering van dit lied.
Lied 45 (tekst en vertaling)
1. Ay, in welken soe verbaert die tijt,
En es in al die werelt wijt
Dat mi gheven mach delijt
Dan verus amor.
1. Ach, hoe het seizoen er ook uitziet,
in de heel de wijde wereld is er niets dat mij vreugde kan
schenken behalve ware minne.
2. Ay minne, op trouwe, want ghi al sijt
Miere zielen joye, miere herten vlijt,
Ontfaermt der noet, siet ane den strijt,
Hort: cordis clamor.
2. Ach minne, in de hoop op je trouw, want jij bent heel
de blijdschap van mijn ziel, de lust van mijn hart,
heb medelijden met mijn nood, zie mijn strijd aan,
hoor mijn hartenkreet.
3. Ay, wat ic mijn wee roepe ende claghe,
Die minne doe met mi hare behaghe.
Ic wille hare gheven alle mine daghe
Laus et honor.
3. Ach, hoe ik mijn pijn ook uitschreeuw en klaag,
de minne mag doen met mij wat ze wil.
Ik wil haar al mijn dagen geven
lof en eer.
4. Ay, minne, ocht trouwe u oghe ansaghe!
Want mi maect coene dat ics ghewaghe.
Want mi ierst op uwe hoghe staghe
Uwe traxit odor.
4. Ach minne, mocht je oog toch mijn trouw bezien!
Want het geeft mij moed daarover te spreken,
omdat je geur mij eerst tot je hoge toppen heeft aangetrokken.
En es in al die werelt wijt
Dat mi gheven mach delijt
Dan verus amor.
1. Ach, hoe het seizoen er ook uitziet,
in de heel de wijde wereld is er niets dat mij vreugde kan
schenken behalve ware minne.
2. Ay minne, op trouwe, want ghi al sijt
Miere zielen joye, miere herten vlijt,
Ontfaermt der noet, siet ane den strijt,
Hort: cordis clamor.
2. Ach minne, in de hoop op je trouw, want jij bent heel
de blijdschap van mijn ziel, de lust van mijn hart,
heb medelijden met mijn nood, zie mijn strijd aan,
hoor mijn hartenkreet.
3. Ay, wat ic mijn wee roepe ende claghe,
Die minne doe met mi hare behaghe.
Ic wille hare gheven alle mine daghe
Laus et honor.
3. Ach, hoe ik mijn pijn ook uitschreeuw en klaag,
de minne mag doen met mij wat ze wil.
Ik wil haar al mijn dagen geven
lof en eer.
4. Ay, minne, ocht trouwe u oghe ansaghe!
Want mi maect coene dat ics ghewaghe.
Want mi ierst op uwe hoghe staghe
Uwe traxit odor.
4. Ach minne, mocht je oog toch mijn trouw bezien!
Want het geeft mij moed daarover te spreken,
omdat je geur mij eerst tot je hoge toppen heeft aangetrokken.
5. Ay, minne, ja ghi die nie en loghet,
Want ghi mi tonet inder joghet
Daer ic na quele. Want ghijt vermoghet,
Sijt medicina.
5. Ach minne, ja jij, die nooit loog, omdat jij me in mijn jeugd datgene getoond hebt,
waarnaar ik hevig verlang.
Omdat jij dat kunt, wees medicijn.
6. Ay ja, minne, ghi die als zijt voghet,
Gheeft mi om minne dies mi meest hoghet,
Want ghi sijt moeder alre doghet, Vrouwe ende regina.
6. Ach ja, minne, jij, die over alles heerst,
geef me uit liefde wat me het meest verheugt,
want jij bent de moeder van alle deugden, vrouw en koningin.
7. Ay, weerde minne, fine puere,
Wan siedi ane wie ic gheduere,
Ende sijt in minen betteren suere Condimentum.
7. Ach, hooggeëerde minne, edel en zuiver, waarom zie je niet hoe ik standhoud,
en wees in mijn bittere ellende leniging.
8. Ay, ic dole te swaer in davonttuere. Mi zijn alle andere taken super.
Volghevet mi, minne, u hoghe natuere Sacramentum.
8. Ach, ik dool te zeer in het avontuur.
Alle andere zaken zijn me zuur.
Geef mij, minne, je hoge natuur helemaal als een heilig mysterie (een sacrament).
9. Ay, benic in vrome ocht in scade,
Si al, minne, bi uwen rade.
U slaghe sijn mi ghenoech ghenade
Redemptori.
9. Ach, ben ik in het voor- of in het nadeel, moge alles, minne, gaan zoals jij het wilt.
Jouw slagen geven mij voldoende genade op mijn weg naar de Verlosser.
10. Ay, wadic ghewat, clemme ic op grade,
Benic in honghere ochte in sade,
Dat ic u minne, genoech voldade,
Bene mori.
10. Ach, of ik nu door het diepe waad of steile wegen beklim,
of ik hongerig ben of verzadigd,
ik hoop dat ik jou, minne, totale voldoening mag geven
en goed mag sterven.
Want ghi mi tonet inder joghet
Daer ic na quele. Want ghijt vermoghet,
Sijt medicina.
5. Ach minne, ja jij, die nooit loog, omdat jij me in mijn jeugd datgene getoond hebt,
waarnaar ik hevig verlang.
Omdat jij dat kunt, wees medicijn.
6. Ay ja, minne, ghi die als zijt voghet,
Gheeft mi om minne dies mi meest hoghet,
Want ghi sijt moeder alre doghet, Vrouwe ende regina.
6. Ach ja, minne, jij, die over alles heerst,
geef me uit liefde wat me het meest verheugt,
want jij bent de moeder van alle deugden, vrouw en koningin.
7. Ay, weerde minne, fine puere,
Wan siedi ane wie ic gheduere,
Ende sijt in minen betteren suere Condimentum.
7. Ach, hooggeëerde minne, edel en zuiver, waarom zie je niet hoe ik standhoud,
en wees in mijn bittere ellende leniging.
8. Ay, ic dole te swaer in davonttuere. Mi zijn alle andere taken super.
Volghevet mi, minne, u hoghe natuere Sacramentum.
8. Ach, ik dool te zeer in het avontuur.
Alle andere zaken zijn me zuur.
Geef mij, minne, je hoge natuur helemaal als een heilig mysterie (een sacrament).
9. Ay, benic in vrome ocht in scade,
Si al, minne, bi uwen rade.
U slaghe sijn mi ghenoech ghenade
Redemptori.
9. Ach, ben ik in het voor- of in het nadeel, moge alles, minne, gaan zoals jij het wilt.
Jouw slagen geven mij voldoende genade op mijn weg naar de Verlosser.
10. Ay, wadic ghewat, clemme ic op grade,
Benic in honghere ochte in sade,
Dat ic u minne, genoech voldade,
Bene mori.
10. Ach, of ik nu door het diepe waad of steile wegen beklim,
of ik hongerig ben of verzadigd,
ik hoop dat ik jou, minne, totale voldoening mag geven
en goed mag sterven.